SALSA
Salsa wordt gedanst op Salsamuziek.
Tegenwoordig zijn er verschillende manieren om Salsa te dansen: op de eerste tel (op de één; de zogenaamde Cubaanse, Casino, Puerto Ricaans of LA-stijlen), op de tweede tel (de zogenaamde New York-stijl, nauw verwant aan de Mambo), op de 3e tel (veel Antillianen dansen op deze tel) of op de 4e tel (o.a. de Son wordt op de 4e tel gedanst). Maar dit allemaal met linksvoor. Anders dan de Cubaanse, Casino, Puerto Ricaans, LA-stijl en de New York-stijl Salsa, die voor-achterwaarts in een lijn gedanst worden, wordt de Colombiaanse Salsa zijwaarts en ter plaatse gedanst net zoals o.a. de Venezolaanse Salsa. Bij de Colombiaanse Salsa wordt er geen rust gehouden.
Salsa is geen statische stijl, maar legt de nadruk op beweging. Dat betekent ook dat er geen vaste volgorde is waarin wordt gedanst. De man leidt en bepaalt aan de hand van de muziek de figuren. Er wordt niet over de vloer bewogen, maar alles wordt ter plaatse gedanst. Ingewikkelde figuren met de armen zijn typisch voor de Salsa. De voeten doen alleen de basispas met enkele beperkte varianten.
Een set danspassen in een Salsadans is onderverdeeld in 8 tellen verdeeld over twee maten van 4 tellen. Omdat de 4e en 8e tel vaak een rust is, wordt er vaak op de volgende manier meegeteld:
1, 2, 3… 5, 6, 7…
Dezelfde tellen worden muzikaal gezien, gegeven als
1 en 2 … 3 en 4 …,
en wel als één 4/4 maat, wat eenvoudiger te begrijpen is.
BACHATA
Bachata wordt met een partner gedanst. Op verschillende plaatsen in de wereld wordt Bachata op verschillende manieren gedanst. Er zijn geen strakke regels. In grote lijnen vallen drie danswijzen te onderscheiden:
1. Dominicaanse stijl: er wordt gedanst op enige afstand terwijl elkaars handen worden vastgehouden. Vaak worden er veel snelle tussenpasjes gezet. De bewegingen zijn spontaan en aangepast aan het specifieke nummer. Draaien worden zelden gemaakt.
2. Dansschool stijl: op dansscholen in de VS en Europa wordt Bachata vaak geleerd in een klassieke danshouding waarbij beide danspartners dicht tegenover elkaar dansen met hun rechterhand achter op de rug van de partner. Er worden vaak geen snelle pasjes gemaakt.
3. Antilliaanse stijl: op Curaçao – en vanuit daar overgewaaid naar Nederland en zelfs naar andere landen – is een Bachata-danswijze ontstaan waarbij telkens op de vierde (laatste) tel van de maat een heup wordt opgetild en een hupje wordt gemaakt. De oudere generatie Antillianen tilt daarbij soms ook de schouder op. Ten onrechte wordt vaak gedacht dat zo’n hupje een vast onderdeel is van Bachata-dansen. In het land van herkomst, de Dominicaanse Republiek, wordt dit hupje echter niet gebruikt.
MERENGUE
Typisch voor de Merengue is de heupbeweging. In de basispas (van de leider uit bekeken); de linkervoet gaat zijwaarts naar links zonder er op te steunen, terwijl het rechterbeen gestrekt blijft, waardoor de linkerheup laag blijft (tel 1), nu wordt het lichaamsgewicht verplaatst naar de linkervoet.
Tegelijkertijd wordt het linkerbeen gestrekt, waardoor de linkerheup omhoog komt. Het rechterbeen buigt, zodat de rechterheup daalt en de rechtervoet wordt bijgeschoven. De rechterheup is nu dus laag en de rechterknie is gebogen (tel 2).
Tenslotte komt het gewicht opnieuw op de rechtervoet. Het been wordt gestrekt, waardoor de rechterheup omhoog komt en tegelijk wordt de linkervoet zijwaarts uitgestoken (tel 1).